-
Je hebt nog geen producten in je winkelwagen.
Vele jaren voordat de heer Bob Studebaker in 1965 als allereerste persoon met de eerste bouwlaser ter wereld ten tonele verscheen, maakten landmeters en constructeurs nog gretig gebruik van het waterpasinstrument. Een waterpasinstrument – kort gezegd waterpas – is dan ook al bijna net zo oud als de weg naar Rome. Maar wordt een waterpasinstrument nog steeds gebruikt en wat kun je er allemaal mee? In dit blogartikel lees je het antwoord!
Een waterpasinstrument wordt nog altijd gebruikt. En niet alleen in de armere landen, ook in Westerse landen gaan deze meetinstrumenten nog altijd als warme broodjes over de toonbank. Een waterpastoestel is dan ook nog altijd niet weg te denken in diverse beroepstakken.
Hoe goed 'onze' meetinstrument van Spectra Precision ook mogen zijn, toch is het aloude waterpasinstrument nog altijd een graag geziene gast op de bouwplaats. Want wereldwijd vertrouwen maatvoerders en landmeters nog altijd op de nauwkeurigheid van een waterpas. En dat is niet alleen omdat de bouwsector toch een wat conservatie wereld is.
Een waterpasinstrument is namelijk nog altijd een stuk preciezer dan andere meetinstrumenten. Zo biedt het nauwkeurigste waterpastoestel van Spectra, de AL32A, een nauwkeurigheid van 1.0 mm over een hele kilometer. En dat is een heel stuk nauwkeuriger dan de beste bouwlaser van Spectra. Het is dan ook niet zo gek dat een waterpasinstrument nog altijd met grote regelmaat wordt gebruikt in de bouwwereld.
Een waterpasinstrument wordt om te beginnen te allen tijde gebruikt op een statief. In het geval van een waterpastoestel wordt met name een statief met een bolle kop gebruikt. Op het waterpasinstrument zit een doosniveau of libel gemonteerd. Hiermee kun je controleren of de waterpas keurig horizontaal staat. Is dit niet het geval, dan kun je het toestel met behulp van de drie gemonteerde verticale stelschroeven keurig 'in de bel' zetten.
Handig is dat de waterpasinstrumenten van Spectra Precision zijn uitgevoerd met een lucht- of magnetisch gedempte compensator. Hiermee kunnen minieme afwijkingen in de horizontaliteit worden gecorrigeerd. En uiteraard kunnen 'onze' waterpastoestellen volledig 360 graden rondom worden gedraaid.
De persoon achter het waterpastoestel kijkt nu door het verstelbare oculair van de waterpas. Door het oculair ziet men duidelijk zowel een verticale als een horizontale kruisdraad. Deze beide kruisdraden staan haaks op elkaar. Boven en onder deze draden is nog een paar kortere afstandsdraden te zien. Al deze draden zijn ingeëtst op het zogenoemde diafragma, een glazen plaatje in de kijker.
Is het instrument eenmaal op een correcte wijze opgesteld, dan loopt een tweede persoon het veld in. Deze man of vrouw heeft een specialemeetbaak met een zogenoemde E-verdeling in zijn of haar handen. Na het opstellen van het waterpasinstrument wordt deze baak op een lokaal referentiepunt of op een in (NAP-)hoogte bekend punt geplaatst en wordt de positie van de meetbaak opgezocht door de man of vrouw achter de waterpas. Wanneer deze baak eenmaal is te zien door het oculair, leest de persoon achter het toestel de drie kruisdraden af. Dit principe wordt meestal de 'achterbaak'-aflezing genoemd. Bij deze aflezing kunnen de centimeters worden afgelezen en worden de millimeters geschat. De hoogte van het beginpunt + de achterbaakaflezing geeft de hoogte van de vizierlijn.
Een meetbaak met E-verdeling in actie
Omdat het lenzenstelsel in het waterpasinstrument dienst doet als een verrekijker, maakt het geen fluit uit of de persoon in het veld zich op vele honderden meters afstand tot de andere persoon bevindt. Hierdoor is de onderverdeling uitstekend zichtbaar, vele malen beter dan het menselijk oog kan waarnemen. Het verschil in de aflezing van zowel de onderste als de bovenste kruisdraad op de baak in centimeters geeft de afstand in meters aan. Bijvoorbeeld: verschil = bovendraad - onderdraad = 36,2 centimeter. De afstand tussen de waterpasopstelling en het meetpunt is dan 36,2 meter.
Vervolgens wordt de baak op een volgende te waterpassen punt geplaatst en afgelezen (de 'voorbaak'). Het hoogteverschil tussen de twee meetpunten kan worden bepaald uit het verschil in afgelezen hoogte in die punten: hoogte vast punt + aflezing achterbaak - aflezing voorbaak geeft samen de hoogte van het volgende punt. De aflezingen wordt door de persoon achter het waterpastoestel op een standaard waterpasformulier opgeschreven.
Vervolgens kan het waterpasinstrument naar een nieuw punt worden verplaatst. Het toestel moet opnieuw worden opgesteld en er wordt een nieuwe aflezing verricht, maar nu dient de 'voorbaak' van de vorige meting als 'achterbaak'. Deze methode van meten wordt een 'doorgaande waterpassing' genoemd. Ter controle kun je de waterpassing nóg een keer uitvoeren, van het eindpunt terug naar het beginpunt. Het hoogteverschil zou precies op nul moeten uitkomen.
LET OP! Om fouten van het waterpastoestel en de kromming van de aarde te elimineren wordt aangeraden het statief telkens tussen de twee meetpunten te plaatsen. Dit wordt normaliter 'vanuit het midden waterpassen' genoemd.
In ons online aanbod van waterpastoestellen van het merk Spectra hebben wij vier verschillende modellen opgenomen: de AL20M, AL24M, AL28M en de AL32A. Om het voor jou gemakkelijker te maken, hebben wij ze hieronder even op een rijtje gezet. In de tabel hieronder zie je alle grote verschillen tussen deze vier waterpasinstrumenten:
Spectra AL20M | Spectra AL24M | Spectra AL28M | Spectra AL32A | |
Nauwkeurigheid | ± 2.5 mm over 1000 meter | ± 2.0 mm over 1000 meter | ± 1.5 mm over 1000 meter | ± 1.0 mm over 1000 meter |
Vergroting | 20 keer | 24 keer | 28 keer | 32 keer |
Lensopening | 30 mm | 30 mm | 30 mm | 36 mm |
Demping | Magnetisch | Magnetisch | Magnetisch | Lucht |
Spectra waterpasinstrumenten bekijken ►
Heb je een vraag over een product? Neem dan contact met ons op via onze chat, ons contactformulier of bel 088 - 13 43 600